Passend onderwijs

Op 1 augustus 2014 is de wet passend onderwijs ingevoerd. Deze wet heeft als inhoud dat elk kind onderwijs ontvangt dat aansluit bij de mogelijkheden en kwaliteiten, anders gezegd; een passende onderwijsplek.

Met passend onderwijs wil de overheid bereiken dat:

  • alle kinderen een plek krijgen die past bij de onderwijs-ondersteuningsbehoefte;
  • een kind naar een gewone school gaat als dat kan;
  • een kind naar het speciaal onderwijs gaat als intensieve begeleiding nodig is;
  • scholen de mogelijkheden hebben voor onderwijsondersteuning op maat;
  • de kwaliteiten en de onderwijsbehoefte van het kind bepalend zijn, niet de beperkingen;
  • kinderen niet meer langdurig thuis komen te zitten, omdat er geen passende plek is om onderwijs te volgen.

Zorgplicht

Met de invoering van passend onderwijs hebben de scholen zorgplicht gekregen. Dit houdt in dat de school voor een leerling, die al is ingeschreven of wordt aangemeld, vast dient te stellen of een leerling extra ondersteuning nodig heeft en of de school in staat is deze extra ondersteuning te bieden. Hiervoor hebben scholen een onderzoeksperiode van zes weken (die verlengd kan worden met maximaal vier weken). Wanneer na onderzoek blijkt dat de gewenste ondersteuning niet geboden kan worden, wordt er samen met ouder(s)/verzorger(s) naar een passende onderwijsplek gezocht. De school van inschrijving blijft verantwoordelijk voor de leerling totdat er een andere geschikte school akkoord is bevonden om de leerling in te schrijven.

Ondersteuning op school

Het bieden van ondersteuning aan leerlingen met een onderwijs-ondersteuningsbehoefte is een verantwoordelijkheid van de scholen. 

Elke school die is aangesloten bij het samenwerkingsverband heeft een eigen ondersteuningsprofiel (SOP) met informatie over de ondersteuning die op de scholen wordt aangeboden. Dit profiel kan professionals ondersteunen in het maken van een juiste keuze voor een passende onderwijsplek.

Passend onderwijs begint met een goede basisondersteuning op de scholen voor alle leerlingen. Alle scholen bieden deze basisondersteuning (niveau 1) voor alle leerlingen. Voor het merendeel van de leerlingen is de basisondersteuning voldoende en verloopt de schoolloopbaan zonder noemenswaardige problemen. 

Voor sommige leerlingen is er meer ondersteuning nodig; dit wordt extra ondersteuning (niveau 2) genoemd. Deze wordt zoveel mogelijk binnen de eigen school geboden. De extra ondersteuningsbehoeften worden vastgelegd in een ‘Ontwikkelingsperspectief Plan’ (OPP). Voor leerlingen binnen het Praktijkonderwijs (PrO) en Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) wordt er altijd een OPP opgesteld. 

Ondersteuning vanuit het Samenwerkingsverband

Wanneer een leerling belemmerd wordt in het volgen van onderwijs, dan is de school het eerste aanspreekpunt. Ouder(s)/verzorger(s) en school gaan in overleg over de gewenste/benodigde ondersteuning op school. In de meeste situaties komen ouder(s)/verzorger(s) en school hierover tot overeenstemming. Wanneer dit niet het geval is of aanvullende expertise is vereist, kunnen zowel ouder(s)/verzorger(s), eventueel betrokken professionals, als de school een medewerker van het Expertise Consultatie Team (ECT) van het Samenwerkingsverband inschakelen als externe onafhankelijk deskundige.

Soms vraagt (een situatie rondom) een leerling om extra ondersteuning en aandacht door bijvoorbeeld een gebrek aan kennis en/of ervaring met betrekking tot bepaalde ziektebeelden en/of beperkingen of bepaalde gedragingen die een uitdaging vormen voor de school. Een Preventief Ambulant Traject (PAT) versterkt, waar nodig/ mogelijk, de interne ondersteuningsstructuur en breidt het handelingsrepertoire van de betrokken onderwijsprofessionals waar mogelijk uit. In de bijlage hieronder is een uitgebreide omschrijving van deze trajecten te vinden.

Passend Onderwijs en Particuliere Onderwijsinstellingen

De huidige wetgeving staat niet toe dat een leerling met de inzet van rijks bekostiging onderwijs volgt op een particuliere school. Ook voor het samenwerkingsverband geldt dat wettelijk gezien er geen onderwijsgelden mogen worden ingezet voor particulier onderwijs. Deze bestedingsverplichtingen zijn vastgelegd in de sectorwetten van het funderend onderwijs (Artikel 148 WPO, artikel 99 WVO en artikel 143 WEC).

“Gewoon waar het kan, speciaal waar het moet”